Het kabinet heeft plannen aangekondigd om de arbeidsmarkt te hervormen en zo meer zekerheid te bieden aan werkenden met flexibele contracten. Op 3 april kwam de verwachte brief aan de Tweede Kamer waarin minister SZW Van Gennip uitlegt hoe zij van plan is de coalitieplannen uit te voeren. Onder andere de regels rond tijdelijke contracten op de arbeidsmarkt gaan de komende jaren flink veranderen. Wat betekent dit voor de horeca?
Eerder schreven we al over de plannen van het kabinet om de arbeidsmarkt te hervormen. Dat de richting in de brief van 3 april zou zijn gericht om meer te sturen naar vaste arbeidscontracten, en daarmee naar meer inkomens- en bestaanszekerheid voor werknemers, was niet nieuw. Dit was al bekend uit het SER-MLT advies en eerdere adviezen die het kabinet had overgenomen als beleidsvoornemens in het coalitie-akkoord. In onze lobby benadrukten we dat een zekere mate van flexibiliteit van inzet van medewerkers noodzakelijk is voor (onder andere) de horeca. De deden we onder andere in een gesprek met de Tweede Kamer in februari.
Algemene reactie KHN: neutraal met een aantal aandachtspunten
Over het geheel genomen beoordelen we het nu voorgestelde pakket ‘neutraal’ met een aantal aandachtspunten. Het kabinet heeft goed geluisterd naar de ervaringen en opvattingen in de dagelijkse praktijk die de afgelopen maanden door onder andere KHN nadrukkelijk zijn ingebracht. Belangrijk voor de horeca, en dus KHN, is dat uitzonderingen van de hoofdregels mogelijk blijven voor bepaalde categorieën werknemers. Voor seizoenwerk blijven de huidige uitzonderingsmogelijkheden bestaan en dat is goed nieuws. Ook het feit dat voor studenten en scholieren uitzonderingen van de hoofdregels mogelijk blijven is goed. Wel moet daar nog de concrete uitwerking plaatsvinden en daarom betreft dit een van de KHN-aandachtspunten. Hieronder lichten we de belangrijkste veranderingen voor de horeca verder toe.
De SZW-Kamerbrief van 3 april 2023 is een eerste aanzet richting nieuwe wetgeving. Deze zomer komt er eerst een internetconsultatie. In het voorjaar van 2024 verwachten we het wetsvoorstel. Op z’n vroegst zal de nieuwe wetgeving pas per 1 januari 2025 ingaan.
De nieuwe wet heeft als doel meer zekerheid voor werkenden te creëren. Wat zijn de belangrijkste regels?
Oproepovereenkomst wordt basiscontract
Oproepcontracten zoals ze nu kunnen bestaan (0-uren, min-max, geen vaste uren) worden vervangen door basiscontracten. Hierin moet altijd een minimum aantal uren staan. De optie geen werk dus geen loon wordt in dat basiscontract niet meer toegestaan. De verplichte beschikbaarheid van de werknemer bedraagt maximaal 130% van die garantie-uren. En van die 130% maximale beschikbaarheid moet dan tevoren worden vastgesteld op welke tijdstippen die kunnen vallen. Als er structureel meer wordt gewerkt dan die 130%, gelden de al bestaande regels (een verplicht aanbod voor de gerealiseerde uren na elke 12 maanden). Verder mag een oproep boven die 130% worden geweigerd zonder gevolgen.
Ook wordt de premiedifferentiatie ww aangepast. De huidige oproepcontracten vallen onder de hoge WW-premie. Het nieuwe basiscontract voor onbepaalde tijd zal onder de lage ww-premie worden gebracht. Wij vinden het afschaffen van de hoge ww-premie bij de basiscontracten een goede zaak.
Uitzondering scholieren en studenten op 0-uren en basiscontract
Voor scholieren en studenten blijven de huidige regels rond 0-uren en de oproepovereenkomsten van toepassing. Het kabinet let in de verdere uitwerking nog op verdringing van banen naar scholieren en studenten.
We hebben wel wat zorgen om de uitzondering van scholieren en studenten op de basiscontracten, omdat het kabinet bij de uitwerking nog studie betrekt of scholieren en studenten een vlucht worden om flex in te vullen. Dan wordt de inzet van die scholieren en studenten volgens ons onnodig in uren beperkt. We denken dat dit zeker niet nodig zal zijn. De schoolplicht en regels rond studiefinanciering maken dat voor de scholier of student met een baan naast de studie vaste uren en tijden niet praktisch is. De demografische ontwikkeling en de krappe arbeidsmarkt doen de rest al.
Tijdelijke contracten
De regels voor tijdelijke contracten worden strenger. Werkgevers die een tijdelijke werknemer na drie contracten in drie jaren geen vast contract aanbieden, mogen diegene pas na vijf jaar opnieuw een tijdelijk contract geven. Nu mag dit al na zes maanden. Na 3 contracten binnen 3 jaren wordt een 4e onbepaalde tijd, net als een 2e of 3e contract dat de drie jaar overschrijdt. Bestaande uitzonderingen rond jeugdigen en BBL-leerlingen blijven.
Seizoenwerk
Voor seizoenwerk veranderen de voorwaarden en regels voor seizoencontracten niet. Ook de regels over vier of één dag oproepen en een aanbod na twaalf maanden voor seizoenwerk blijven zoals ze nu zijn.Daar kunnen wij goed mee omgaan, omdat het in de horeca-cao is geregeld volgens de definitie uit de wet. Dat blijft zo.
De calamiteitenregeling
Er komt een regeling waarmee werknemers behouden kunnen worden in het geval van een crisis die buiten het ondernemersrisico valt. Werknemers kunnen dan maximaal een half jaar op een andere plek werken of minder werken. Zo ziet een werkgever talent niet direct vertrekken en blijven bedrijven intact in noodsituaties.
Deze calamiteitenregeling vinden we in de kern een goede en zakelijke opzet. Maar de vergoedingspercentages geven de werkgever bij toepassing nog erg veel ‘eigen risico’. De werkgever zal dus vanaf dag 1 moeten bezien of en welke maatregelen hij zal nemen. Het is daarbij wel terecht dat de werknemer er niet in WW-rechten op achteruit gaat.
Lees meer over dit deel flexibiliteit en calamiteiten van de SZW-Kamerbrief
Veel werkgevers komen in de problemen door de langer periode waarin werknemers doorbetaald moeten worden bij ziekte. Deze regels worden aangepast. Zo kun je als werkgever na één jaar ziekte van een werknemer duidelijkheid krijgen of je structurele vervanging kunt gaan regelen in plaats van na twee jaar. Er wordt dan namelijk gekeken of de werknemer kan re-integreren bij een andere werkgever. Daar moet je als werkgever dan ook actief in meedoen.
We vinden dit in theorie een verbetering, vanwege de duidelijkheid voor werkgever en werknemer en vervanging. Maar we hebben wel zorgen om de implementatie hiervan bij een tekort aan verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Het gaat niet vanzelf.
Lees meer over dit deel tweede ziektejaar van de SZW-Kamerbrief
Voor zzp komen er nieuwe regels om te toetsen of het uitgangspunt zelfstandige of toch werknemer is. Er komt een lijst met criteria. Bij voldoende ‘vinken’ is er een zelfstandige als de praktijk ook volgens de overeenkomst van opdracht is. Voor uurtarieven beneden de 30-35 euro is werknemerschap het uitgangspunt en moet de werkgever aantonen dat het echt om een zelfstandige ondernemer en een opdracht gaat.
Er komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen die voor de IB (inkomstenbelasting) al ondernemer zijn, met als doel het bieden van inkomensbescherming van zzp’ers en IB-ondernemers met personeel.
Ook hier geldt een goede en zakelijke opzet met wat zorgen op de invulling van de kring van verzekerden.
Lees meer over dit deel zzp en aov zelfstandige IB-ondernemers van de SZW-Kamerbrief