Om het stijgende aantal coronabesmettingen tegen te gaan, heeft het kabinet met ingang van 29 september 18.00 uur de coronamaatregelen flink aangescherpt. Om het horecabezoek te ontmoedigen heeft het kabinet besloten in te grijpen door de horeca om 22 uur te sluiten en de groepsgrootte in ruimten binnen - dus ook in de horeca - terug te brengen naar maximaal 30 mensen (exclusief personeel) en buiten naar maximaal 40. Inmiddels ziet Koninklijke Horeca Nederland (KHN) allerlei uitzonderingen ontstaan. Veiligheidsregio’s mogen ontheffing verlenen van het maximum aantal van 30 voor ‘gebouwen die van groot belang zijn voor de regio’. Tot grote verbazing van KHN is er in dit geval absoluut geen sprake van een eerlijk speelveld; een willekeur tast de onderlinge concurrentiepositie van (horeca)bedrijven aan. KHN roept de Veiligheidsregio’s dan ook op om bij het ontheffingenbeleid verder te kijken dan alleen naar de de klassieke theaters en schouwburgen en ook te kijken naar de evenementen sector en Clubs & Nightlife bedrijven, die middels strakke protocollen en met inachtneming van de 1,5 meter afstand ook op een verantwoorde manier open kunnen.
Het kabinet heeft de beslissingsbevoegdheid bij de Veiligheidsregio’s neergelegd, met als resultaat dat er niet alleen regionaal verschillen ontstaan maar zelfs binnen steden. Sinds gisteren worden er steeds meer ontheffingen bekendgemaakt. Opvallend is dat daar waar ontheffingen worden verleend, ervoor wordt gekozen die ontheffingen vrijwel alleen te verlenen aan theaters, schouwburgen en poppodia. In vrijwel alle gevallen gaat het om zwaar gesubsidieerde culturele instellingen. Lokaal ontstaan er inmiddels grote verschillen; gemeenten kijken naar elkaar en een eenduidig beleid blijft uit.
Kunst en cultuur en horeca kunnen elkaar op een fantastische manier aanvullen en versterken. KHN vindt het goed dat er sprake is van voortschrijdend inzicht, waarbij er wordt gekeken naar mogelijkheden om bedrijven ruimte te geven. Maar de volstrekte willekeur in de keuze van de zalen stuit echter op onbegrip bij andere zalen en bedrijven die hun deuren gesloten moeten houden, terwijl zij ook een groot sociaal en cultureel belang hebben. Een willekeur tast in dit geval de onderlinge concurrentiepositie van (horeca)bedrijven aan; culturele instellingen kunnen in sommige gevallen een ontheffing krijgen, terwijl de horeca te maken krijgt met steeds strengere maatregelen. KHN dringt er op aan dat er door de Veiligheidsregio’s zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gegeven over hoe beslissingen tot stand komen en dat er goed onderbouwde criteria worden gepresenteerd waarop deze ontheffingen wel of niet worden verleend.
Naarmate de ontheffingenlijsten van steeds meer veiligheidsregio’s bekend worden gemaakt, wordt het pijnlijk duidelijk dat er eigenlijk alleen ontheffingen worden verleend aan gesubsidieerde culturele instellingen. De criteria waarop deze ontheffingen worden gebaseerd ontbreken. Je mag veronderstellen dat ruimte en gepaste afstand belangrijk zijn en daarmee dus de vraag in hoeverre op de betreffende locatie op een goede manier invulling kan worden gegeven aan de 1,5 meter afstand en andere coronaregels binnen. Inmiddels hebben meerdere sectoren bewezen dat zij hier middels strakke protocollen aan kunnen voldoen, dus de grote vraag is, waarom gelden de ontheffingen alleen voor bepaalde theaters, schouwburgen en gesubsidieerde poppodia?
Als culturele instellingen meer ruimte krijgen, dan moeten de Veiligheidsregio’s doorpakken en ook kijken naar de mogelijkheden binnen andere sectoren. Nederland heeft een zalen- en evenementencapaciteit die zijn weerga niet kent. Juist nu ruimte en afstand belangrijke issues zijn, moeten we van die kwaliteit en capaciteit gebruikmaken. Wat te denken van grote evenementenlocaties, vergader- en congrescentra of de talloze clubs & discotheken die Nederland rijk is. Allemaal locaties met veel ruimte waarbij genoeg mogelijkheden aanwezig zijn om op een verantwoorde manier - en met inachtneming van de geldende coronaregels - meer dan 30 mensen te kunnen ontvangen.
Het is cruciaal dat er voor Clubs & Nightlife bedrijven ook wordt gekeken naar de mogelijkheid voor een verantwoorde heropening. Clubs & Nightlife bedrijven vervullen net als de culturele sector namelijk een zeer belangrijke rol voor de doelgroep; de jeugd tussen de 16 en 24 jaar, en voorzien in de behoefte aan sociale contacten, vriendschap, liefde en een gevoel van verbondenheid. Bovendien bieden Clubs & Nightlife bedrijven een veilig alternatief voor grootschalige illegale feesten thuis of in het park. Dat dansen voorlopig niet aan de orde zal zijn, is bekend. Maar met de nodige creativiteit kan er natuurlijk in clubs en discotheken meer dan alleen dansen. Daarom doet KHN nogmaals de oproep: neem de sector serieus, ga aan de slag met de protocollen en kijk naar wat er wél kan, in plaats van vast te houden aan de verregaande restricties – die overigens blijkbaar afhankelijk zijn van de maatschappelijke functie die een bedrijf heeft.
Voor de inconsistentie en willekeur die we nu zien ontbreekt elke onderbouwing en bovendien tast dit de onderlinge concurrentiepositie van veel bedrijven onnodig aan. KHN roept de Veiligheidsregio’s dan ook op om bij het ontheffingenbeleid verder te denken dan alleen de klassieke theaters en schouwburgen en te kijken naar mogelijkheden voor o.a. evenementen- en congrescentra, vergaderzalen en Clubs & Nightlife bedrijven. De branche wil meedenken en heeft zich de afgelopen periode bewezen door – met inachtneming van de maatregelen - een veilige uitgaansomgeving voor haar gasten te creëren.