Wanneer heeft een medewerker recht op ouderschapsverlof? Mag je een aanvraag ook weigeren? En hoe zit het bij meerdere kinderen? KHN zet alle vragen en antwoorden op een rij.
Een medewerker kan ouderschapsverlof opnemen voor kinderen tot 8 jaar. Beide ouders hebben recht op ouderschapsverlof. Dit geldt voor eigen kinderen, adoptiekinderen of erkende kinderen. Ook is dit van toepassing voor pleegkinderen, stiefkinderen of aspirant-adoptiekinderen die bij de medewerker wonen volgens de basisregistratie personen.
Per kind is recht op ouderschapsverlof van 26 keer het aantal uren dat de medewerker per week werkt. Dit betekent als een medewerker 38 uur per week werkzaam is, er in totaal recht is op 988 uren ouderschapsverlof. Per 2 augustus 2022 geldt dat de eerste 9 weken van het ouderschapsverlof (deels) betaald zijn. De loondoorbetaling bedraagt 70% van het dagloon. Dit wordt door de werkgever aan de werknemer betaald, maar je kunt ook als werkgever aangeven bij het UWV dat je dit bedrag rechtstreeks door het UWV aan medewerker wil laten uitbetalen. De voorwaarden voor het (deels) betaalde ouderschapsverlof is dat de 9 (deels doorbetaalde) weken opgenomen moeten zijn binnen het eerste levensjaar van het kind. De overige 17 (onbetaalde) weken kunnen opgenomen worden tot aan het achtste levensjaar van het kind.
De medewerker moet het ouderschapsverlof, ten minste twee maanden voordat het verlof ingaat, schriftelijk bij jou aanvragen. Dit kan ook al direct bij indiensttreding. De medewerker mag zelf bepalen hoe en wanneer het verlof opgenomen wordt en dient dit in het verzoek aan te geven. Dit kan betekenen dat de medewerker bijvoorbeeld alle uren aaneengesloten in één keer volledig wil opnemen of eerst een paar weken verlof opneemt en later gedurende de periode tot 8 jaar de rest opneemt. De medewerker kan er ook voor kiezen om de uren te spreiden en wekelijks een aantal uren op te nemen.
In principe mag je de aanvraag voor ouderschapsverlof niet weigeren. Dit mag alleen als het verlof jouw bedrijf ernstig in problemen brengt vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. In dat geval kun je in overleg met de medewerker een andere verdeling van de verlofuren afspreken. Dit kan tot vier weken voor de ingangsdatum van het ouderschapsverlof. Echter is van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet snel sprake. Als het lastig of duur is om vervanging te regelen wordt dit bijvoorbeeld niet gezien als een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Hetzelfde geldt als projecten komen stil te liggen of als er op grond van afspraken met de ondernemingsraad een bepaalde minimum werkweek geldt.
De medewerker kan voor meerdere kinderen tegelijk ouderschapsverlof opnemen en hoeft dus niet eerst het verlof voor één kind op te maken voor het verlof van een ander kind begint. Bij een tweeling heeft medewerker recht op twee keer ouderschapsverlof.
Alleen over het doorbetaalde deel van het ouderschapsverlof wordt vakantie opgebouwd, d.w.z. 9 van de 26 weken.
Als de medewerker nog werkt naast het ouderschapsverlof en ziek wordt, dan betaal je bij onbetaald ouderschapsverlof alleen de uren die de medewerker zou werken. Het verlof loopt gewoon door, ook als de medewerker ziek is door zwangerschap of bevalling.
Na de periode van ouderschapsverlof heeft de medewerker weer recht op zijn of haar volledige arbeidsduur per week.