Strandpaviljoens mogen komende winter blijven staan. Dankzij intensieve lobby van KHN in samenwerking met de Nederlandse Kustvereniging en Strand Nederland ging voormalig minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat eerder al akkoord met het voorstel voor overwinteren. Onder voorwaarde dat ook provincie, gemeenten en waterschappen akkoord gaan met de overwintering. Goed nieuws: Ook zij zijn akkoord. Dat is voor de niet-permanente strandbedrijven een grote opluchting. Wel stellen waterschappen Rijnland en Delfland een aanvullende voorwaarde.
KHN heeft de afgelopen maanden bij de minister erop aangedrongen om strandpaviljoens te laten overwinteren en zo extra kosten van af- en opbouw te voorkomen. Strandpaviljoens zijn vanwege de coronamaatregelen en de sluiting het afgelopen jaar lang ontzettend veel inkomsten misgelopen.
Van de drie betrokken waterschappen stemde Hollands Noorderkwartier al snel in. Ook de kustgemeentes spraken in meerderheid uit dat zij de strandondernemers wilden steunen en dus zouden meewerken.
Maar vanuit Hoogheemraadschap Rijnland kwam de mededeling dat zij aan de benodigde vergunning de voorwaarden verbonden dat de ondernemers akkoord zouden gaan met een zeewaartse verplaatsing. Deze zou nodig zijn om de extra duinaanwas te bevorderen die nodig is als gevolg van de stijgende zeespiegel en zwaardere stormen door klimaatverandering. Delfland nam deze voorwaarde over.
KHN heeft samen met de Nederlandse Kustvereniging en Strand Nederland bij waterschap Rijnland bezwaar gemaakt tegen de koppeling van deze voorwaarde aan de (tijdelijke) vergunning. Wij vinden dat zeewaartse verplaatsing en overwintering los van elkaar staan. Bovendien misten we een beleidsmatige onderbouwing. Het nieuwe kustbeleid dat een gevolg is van klimaatverandering, is immers nog niet vastgesteld. Ten slotte vonden wij het bestuurlijk niet juist om ondernemers die de overwintering hard nodig hebben en dus eigenlijk geen keus hebben, op deze wijze onder druk te zetten. De strandondernemers kregen brede steun van een aantal gemeenten. Zij zagen een berg van administratieve rompslomp op zich af komen door de verplaatsingen. Verplaatsing heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de omgevingsvergunning en de huurovereenkomsten. Rijnland volhardt desondanks in haar eis en omdat veel ondernemers met de rug tegen de muur staan, kunnen zij niet anders dan hier nu in mee te gaan als zij willen overwinteren.
Na intensief overleg hebben de strandbedrijven (en gemeentes) in Rijnland wel meer tijd gekregen voor de verplaatsing, die hoe dan ook zou komen. In 2024 moet de zeewaartse verplaatsing voor de bedrijven die nu een vergunning aanvragen om te mogen overwinteren, een feit zijn. De rest van de strandbedrijven krijgt later te horen hoe ver zij moeten verplaatsen. Tevens deed Rijnland de toezegging geen onredelijke eisen te stellen. Gemeentes hebben uitgesproken mee te zullen werken aan de verplaatsing, maar dat zij het proces wel zorgvuldig zullen doorlopen. De strandverenigingen worden hierbij betrokken.
In Rijnland wordt ondernemers zelden gevraagd te verplaatsen, in waterschap Delfland gebeurt dit vaker. De ondernemers in dit waterschap vertrouwen er daarom op dat zij er ook dit keer met het waterschap Delfland op een goede wijze zullen uitkomen.
Voor zowel Rijnland als Delfland geldt nu dat het waterschap evenals afgelopen jaar bij ieder bedrijf dat wil overwinteren, een schouw zal uitvoeren. Op basis daarvan zal ook worden bepaald hoe ver een bedrijf richting zee moet opschuiven. Vervolgens is de keuze aan iedere ondernemer of hij/zij in aanmerking wil komen voor de vergunning. De schouw zal binnen enkele weken plaatsvinden. Gedurende dit proces zullen de waterschappen niet handhaven.