Kent u ook zo'n 'horecabedrijf'? Een theater in de buurt waar wordt gewerkt met vrijwilligers maar dat wel zelf een theaterrestaurant exploiteert? Een poppodium dat op kosten van de gemeente voor miljoenen wordt verbouwd en vervolgens voor congressen ‘gewoon’ volledig kan worden afgehuurd? Negen van de tien keer gaat het hier om stichtingen en verenigingen die direct of indirect structureel flinke subsidies ontvangen van de gemeente. En dus oneerlijke concurrentie vormen voor 'gewone' horecabedrijven.

Beperking?

Het lastige is dat het líjkt alsof het in de wet allemaal prima geregeld is: formeel moeten gemeenten volgens de Drank- en Horecawet een ‘paracommerciële verordening’ hebben. In zo’n verordening staan beperkingen voor verenigingen en stichtingen met een maatschappelijk doel, zoals sportkantines, sociaal-culturele centra, enzovoort. De beperkingen in de verordening moeten gaan over schenktijden en het aantal ‘bijeenkomsten van persoonlijke aard’ dat mag worden georganiseerd. Op deze manier is in de Drank- en Horecawet geregeld dat oneerlijke concurrentie met de horeca wordt beperkt. Er lijkt dus nog geen vuiltje aan de lucht. Maar wat blijkt? In de praktijk bieden paracommerciële verordeningen al (te) veel ruimte aan sportverenigingen en dorpshuizen: vaak vloeit het bier nog rijkelijk uit de tap lang nadat de laatste voetbalwedstrijd is afgelopen. Ook begint het zo ongeveer de normaalste zaak van de wereld te worden om je 25-jarig jubileum op de hockeyclub te vieren.

Gewoon een horeca-bv oprichten

Dan zou je denken dat stichtingen en verenigingen met de 'ruime regels' in de verordeningen best uit de voeten kunnen. Maar wat schetst mijn verbazing? De laatste jaren omzeilen stichtingen de paracommerciële verordening door de horecafaciliteit onder te brengen in een aparte BV. Een slim trucje, want een BV valt niet binnen de verordening, maar profiteert wel mee – direct of indirect – van de voordelen van de stichting. Denk aan tonnen subsidie, een lage huur of bijvoorbeeld vrijwilligers. Zo kunnen ze zich ongestoord begeven op het horecaspeelveld. Echter, wel tegen veel lagere kosten dan de reguliere horeca. 'Maar daar hebben we toch de Wet Markt en Overheid voor?' hoor ik u denken. Die moet immers voorkomen dat overheden ondernemers beconcurreert, toch? Maar hier komt de spreekwoordelijke aap uit de mouw: vaak heeft de gemeente in het stichtingsbestuur geen beslissende stem (dat de gemeente via subsidiestromen wel een dikke vinger in de pap heeft, laten we dan maar even buiten beschouwing). En aangezien de gemeente geen doorslaggevende stem heeft in het bestuur, gelden de activiteiten niet als ‘economische activiteit’ van de gemeente. En laat dat nou net een voorwaarde zijn om de Wet Markt en Overheid toe te kunnen passen. En mocht het toch een twijfelgeval zijn dan kan de gemeente alsnog de Wet Markt en Overheid ‘buiten toepassing’ verklaren. Dit kan ze doen door te besluiten dat de activiteiten in kwestie in het ‘algemeen belang’ zijn. En u begrijpt, over ‘algemeen belang’ kunnen we met elkaar heel lang discussiëren.

Gebrekkige werking Wet Markt en Overheid opgemerkt in Den Haag

Weet u wat volgens mij het grootste probleem is? Dat de prikkels voor verenigingen/ stichtingen om zo commercieel mogelijk te gaan opereren van gemeenten zelf komen. Wij krijgen als Landelijk Bestuur signalen van onze lokale bestuurders dat gemeenten, stichtingen en verenigingen juist stimuléren om commercieel aan de gang te gaan. Dat verbaast niet: we horen alleen maar dat gemeenten meer taken krijgen, structureel geld tekort komen en dus noodgedwongen subsidiekranen dichtdraaien. Met andere woorden: gemeenten hebben er eigenlijk beláng bij wanneer stichtingen en verenigingen commercieel succesvol zijn! Gelukkig zitten ze in Den Haag niet te slapen: binnenkort wordt de Wet Markt en Overheid geëvalueerd. En zijn er twee Kamerleden (Ziengs van de VVD en Verhoeven van D66) die een stuk hebben ingediend met verbetersuggesties voor die wet. U kunt erop rekenen dat wij als KHN daar direct op hebben ingespeeld: wij hebben meerdere cases aangereikt uit de praktijk waaruit blijkt dat lokale overheden met structurele subsidies direct of indirect economische activiteiten faciliteren en dat de Wet Markt en Overheid in de huidige vorm niet werkt. Wat ons betreft zijn er maar twee smaken: óf een stichting leunt op subsidies en houdt zich – BV of niet - aan de beperkingen van de paracommerciële verordening, óf een stichting gaat vol de concurrentie aan met de reguliere horeca maar dan mag er geen sprake zijn van structurele (directe of indirecte ) subsidies.

Een scheidsrechter die meespeelt?

Tegen de gemeentebestuurders en -functionarissen in ons land zou ik willen zeggen: KHN maakt zich sterk voor een toekomstbestendige horeca. We willen de markt niet afschermen, want daar worden ondernemers niet toekomstbestendiger van. Concurrentie is gezond: dáar zijn ondernemers bij gebaat. Concurrentie houdt ons scherp en stimuleert innovatie. Maar die concurrentie moet wel eerlijk zijn. Wij kunnen zorgen voor mooie bedrijven, uitstekende gastvrijheid en goede producten voor een redelijke prijs. Ú moet zorgen voor een gelijk speelveld. Want hoe mooi onze bedrijven ook zijn, wij kunnen niet concurreren met bedrijven met enorme kostenvoordelen die een soortgelijk product bieden als het onze. In een prijsgevoelig landje als Nederland is die wedstrijd niet te winnen. En we houden best van een spelletje. Maar als de scheidsrechter ineens gaat meespelen is wat ons betreft het einde zoek.

Agnes Holtjer

Agnes Holtjer, Lid landelijk Bestuur KHN (2015).

Direct advies nodig?

We zijn ma t/m vr van 9.30 tot 16.00 uur telefonisch bereikbaar op 0348 48 94 89. Je kunt ook mailen naar info@khn.nl of je vraag stellen via het contactformulier.

Liever uitgebreider en persoonlijk contact? Maak dan een afspraak voor een online adviesgesprek via dit formulier.

Contactgegevens