KHN roept de Tweede Kamer op maatregelen slimmer in te zetten en pleit voor het ‘inloop tot 20 uur-model', waarbij verplicht placeren overbodig is en waarbij gasten tot 20 uur bij een horecagelegenheid naar binnen mogen, maar vervolgens zo lang mogen blijven als de oorspronkelijke sluitingstijd. Hiermee wordt kroeghoppen voorkomen en de uitstroom over de avond gespreid. Ook zet KHN vol in op een nieuw compensatiepakket vanaf Q4, inclusief NOW- en TVL-subsidie en een coronaherstelplan voor de langere termijn.
Meeste horecazaken niet meer rendabel
Een sluitingstijd van 20 uur betekent concreet dat het overgrote deel van de horeca niet meer rendabel kan draaien. Cafés hadden het al moeilijk door een sluitingstijd van 00.00 uur maar met een sluitingstijd van 20 uur kunnen ook restaurants weinig. KHN heeft bij de verschillende politici twee punten onder de aandacht gebracht:
1. Zet sluitingstijd om in een toegangsstop van 20u. Verplicht placeren is overbodig
KHN wil het liefst dat de sluitingstijd van 20u wordt teruggedraaid. In ieder geval kan er veel slimmer mee omgegaan worden. Bijvoorbeeld door een toegangsstop in plaats van een sluitingstijd in te voeren. Het grote verschil bij een toegangsstop is dat de gasten tot 20 uur naar binnen mogen maar dan wel langer mogen blijven. Na 20 uur verplaatsen naar een andere horecalocatie mag dan dus niet meer. De voordelen:
- · Het effect vanuit het gezichtspunt van de bestrijding van de pandemie blijft gelijk. Het aantal contactmomenten blijft immers hetzelfde.
- · Gasten mogen langer blijven en dat geeft meer rust voor gasten, een meer gespreid vertrek en is dus ook veel beter voor de handhaving en natuurlijk is het beter voor ondernemers.
- · De gasten verblijven bovendien in een setting waar op het coronatoegangsbewijs wordt gecontroleerd, dat is een stuk beter dan wanneer iedereen om 20 uur naar huis gaat om daar in een ongecontroleerde omgeving (thuisfeestjes) verder te gaan.
2. Zorg voor een nieuw compensatiepakket
Een nieuw compensatiepakket vanaf Q4 is cruciaal:
- De NOW moet opnieuw voor ten minste Q4 worden opgesteld. Er zijn immers op eerdere maatregelen en vooruitzichten van het kabinet nieuwe dienstverbanden aangegaan waar nu de omzet voor wegvalt. Er is dan een nieuwe weging nodig van de referteperiode voor de loonsom en het omzetverlies. Vergelijken met 2019 is niet direct de standaard. De uitkomst moet bij het bepaalde omzetverlies Q4 100% van loonsom plus de 40% lasten vergoeden.
- Voor de TVL voor Q4 zullen de toegangsvoorwaarden moeten worden herzien. Ook daar geldt een nieuwe weging voor de referteperiode omzetverlies en Q4. Ook hier moet de uitkomst zijn dat 100% van het vaste lasten percentage wordt vergoed.
- Houd de optie open dat die vernieuwde NOW en TVL ook in Q1 2022 kunnen worden doorgetrokken.
- De mogelijkheid voor verder belastinguitstel moet in ieder geval worden doorgetrokken naar Q1 en Q2 van 2022.
- De TVL-uitkomst in geld is door de regels uit “Brussel” en de besluiten van het Kabinet beperkt. Denk aan de discussie MKB of niet, groep of niet en maximum steunbedrag per periode. Daardoor lopen steeds meer bedrijven linksom of rechtsom aan tegen de grens van staatssteun van 1,8 miljoen. Hoe reëel is het nog dat ‘ijzeren-heinig’ aan die grens wordt vastgehouden als het einde van de pandemie maar niet in zicht komt. Er moet of een discussie komen over die grens, of Nederland moet gebruik gaan maken van andere opties die de grenzen oprekken.
Voor de LANGERE TERMIJN is het volgende belangrijk:
- Een schuldenfonds (bundelen, saneren belastingschuld, NOW-schuld en TVL-schuld en uitsmeren afbetaling met staatsgarantie). De uitvoering moet deels decentraal plaatsvinden om deals voor schuld saneren of stoppen tot stand te brengen en de afwikkeling van betalingen kan centraal vanuit dat fonds. Uitgangspunt is continuïteit en dat voor de kleinere onderneming ook stoppen zonder opgelopen coronaschuld mogelijk wordt.
- Een investering en herstelfonds met onder andere een gerichte staatsgegarandeerde lening tot maximaal € 100.000 of subsidies (kan uit verschillende EU-steunkaders en programma’s).
- Lagere werkgeverslasten en lagere inhoudingen op lonen. Als het kabinet het minimumloon verhoogt, dan mag die verhoging niet doorwerken in uitkeringen, want dat beloont werken. Met uitzondering van de AOW-uitkering.